JOHAN VAN GRINSVEN

Opmaat: Rufus Thomas & Junior Walker

Thomas is het type dat in het harnas moet sterven, wil hij ophouden. Morgen staat hij in theater Noorderligt in Tilburg, samen met een andere soulveteraan: Junior Walker. Dat wordt dus meteen een treffen tussen Stax en Motown, de twee legendarische 'zwarte' platenmaatschappijen.
Rufus Thomas is een rare vogel. Sinds de jaren zeventig pleegt hij consequent op te treden in korte broek. Zijn eerste plaatje maakte hij toen hij al dik in de dertig was. Dat is niet jong voor een popartiest, maar daar tegenover staat dat hij eigenlijk nooit ouder is geworden. Zijn eerste grote hit scoorde hij in 1959 toen zijn dochter Carla al oud genoeg om met vader op het podium te staan. Dochter werd beroemder dan vader; zij had enkele grote hits met Otis Redding, de superman van de soulmuziek.
Thomas begon in het variété. Daarna werd hij disc-­jockey bij het zwarte radiostation WDIA in Memphis. Niet verwonderlijk: Thomas is een rapprater. Hij kreeg een grote schare luisteraars door de toen nieuwe muziek die hij draaide en door zijn pakkende en vaak dubbelzinnige aankondigingen. Zoals: 'I'm young and loose and full of juice'. Misschien is zijn invloed daar nog wel het grootste geweest in zijn hele carrière: hij lanceerde er zwarte artiesten als B.B. King en Isaac Hayes.

Bescheiden hits
Als uitvoerend artiest is Thomas nooit een grote ster geweest. Hij had enkele bescheiden tot stevige hits in het midden van de jaren zestig. Gekke nummers die aansloten bij enkele van de vele dansrages waar toen in gegrossierd werd. En als er geen dans bij een nummer bestond, dan werd die wel gecreëerd. Rufus Thomas kwam met nummers als: Walking The Dog (jazeker, met geblaf in het nummer), Can Your Monkey Do The Dog, Do The Funky Chicken en Do The Funky Penguin. Eigenlijk is zijn grote verdienste voor de soulmuziek dat hij als een van de eersten bewees dat dit muziekgenre meer was dan een wereldse versie van gospels.
Vanaf het moment dat de grote successen uitbleven (zo'n twintig jaar geleden), hebben de tournees hem toch steeds een inkomen bezorgd. Op het podium komt de grijze, kale, bebaarde Rufus Thomas tot leven. Daar zingt hij zijn longen tussen zijn oude botten uit, praat en maakt hij grappen met het publiek. Hij schuwt zelfs de meest vreselijke schoonmoedergrappen niet als het nodig mocht zijn om het publiek op te warmen.
Het repertoire van Rufus Thomas is eigenlijk al die jaren hetzelfde gebleven; hoewel hij wel nieuw materiaal heeft uitgebracht. Zoals bijvoorbeeld een paar jaar geleden nog de plaat Rufus Rappin of het recentere Timeless Funk. Maar de mensen komen voor 'The Dog' en The Funky Chicken en de bijhorende danspasjes van die krasse oude man met zijn spillebenen. Dan is Thomas op zijn best. Dansmuziek in optima forma: zware en aanstekelijke ritmische patronen neergelegd door bas en drums, wat lichte gitaarlijnen erover en schetterend koper. En daar bovenop de hese, rauwe stem van Rufus Thomas, 75 jaar jong.

junior-walker-and-the-all-stars
Junior Walker
Hoewel hij wat ongewone nummers maakte, past Rufus Thomas duidelijk in de traditie van het Stax-­label in Memphis: zompige soulmuziek geworteld in het diepe zuiden van de Verenigde Staten. Een soort landarbeiders-soul. Het andere grote zwarte platenlabel, Motown in Detroit, maakte lichter verteerbare dansmuziek voor stadsmensen. De Supremes, Four Tops, Little Stevie Wonder, de Jacksons, zijn er voorbeelden van. Junior Walker en zijn All Stars veel minder.
Saxofonist Walker (in 1942 geboren als Autrey DeWalt II) was een buitenbeentje in de Motown­-familie. Zijn geluid was het minst gepolijste van de hele Motown­-stal. Hij kreunde, scheurde, honkte met zijn tenor­sax in dansnummers als Shotgun en Roadrunner. Zijn meest succesvolle periode lag tussen 1965 en 1973. Daarna werd ook hij door de disco geslachtofferd.

Er zijn duidelijke overeenkomsten tussen Walker en Thomas; ze zijn nooit echt op het eerste plan gekomen, beiden zijn vocaal geen grootheden, ze maken allebei aanstekelijke dansmuziek en ze moeten het vooral van hun optredens hebben. Hun concerten staan al jarenlang in het teken van de oude successen. Ook Walker bleef voor grote en kleine platenmaatschappijen opnemen. Hij flirtte wat met mierzoete ballads, wat met disco en funk. Maar iedereen wil gewoon Shotgun en Roadrunner horen tijdens zijn optreden.
Dat heeft voor bezoekers van concerten van Walker en Thomas twee grote voordelen: ze geven het publiek wat het wil en ze zijn gewend om zich in het zweet te werken om het publiek een leuke avond te bezorgen. Want het publiek moet tevreden naar huis. Thomas heeft daar ook als 75­-jarige nog altijd een heel simpele filosofie over: 'Als het publiek tevreden is, is de zaaleigenaar tevreden. En als die tevreden is, vraagt hij mij terug'.