Johan van Grinsven

Journalist, auteur, uitgever, webontwerper

I VIETNAM

Azië

"Het riekt er naar urine en onrechtvaardigheid." AUTEUR GRAHAM GREENE OVER SAIGON IN DE JAREN VIJFTIG

TOERISME-INDUSTRIE SPEELT HANDIG IN OP DE OORLOG

'Goooooodmorning Vietnam!'

Vietnam is ontwaakt. Niet alleen op economisch vlak, ook toeristisch doet het Aziatische land steeds betere zaken. Zelfs grote vijand Amerika onderhoudt weer politieke en zakelijke betrekkingen met het communistische land. Maar de Vietnamoorlog is nog lang niet vergeten. Hoe bizar ook: er wordt zelfs toeristische munt uit geslagen.

Vietnam is moeilijk te vatten. Langdurig geknecht door de Fransen, in twee delen gehakt en pas na een lange, bloedige oorlog weer verenigd. De scheiding tussen noord en zuid is er nog altijd voelbaar. Vietnam is communistisch, maar heeft ook de achterdeur op een kier gezet voor het kapitalisme en dus hangen felrode communistische banieren en westerse billboards broederlijk naast elkaar in dezelfde straat. Stoïcijns en afstandelijk zijn de trotse Vietnamezen en tegelijkertijd open en hartelijk. Vietnam is ook: een onbekende cultuur en toch vertrouwd, omdat iedereen van zekere leeftijd op de tv zag hoe de geschiedenis zich er voltrok, hoe het onoverwinnelijke Amerikaanse leger er ongenadig op zijn falie kreeg. En wie te jong was om dat mee te maken, kon later - weer op tv en in de bioscoop - de schade inhalen, met films als The Deerhunter, Apocalypse Now en Good Morning, Vietnam en tv-­series als Tour of Duty en China Beach. In die decors loopt de toerist nog altijd rond in Vietnam. Scènes uit een verwarrende, maar in alle opzichten fascinerende samenleving.

Scène 1
Een geschilderde Ho Chi Minh, de Vader des Vaderlands, kijkt op de nieuwaangekomen gasten neer. De controle op het vliegveld van Ho Chi Minh­ Stad, het vroegere Saigon, is secuur en streng. De buitenlandse gast mag vooral geen opruiende lectuur bij zich dragen. Hij mocht de Vietnamezen eens corrumperen met zijn culturele vergif. Buiten de luchthaven zijn kolossale billboards te zien van Pepsi, Philips, Dove en Compaq.

Scène 2
Saigon - de naam is nog gewoon in gebruik - is druk. De auto is er nog een schaars goed, in tegenstelling tot fietsen, brommers en cyclo's; wat mieren er toch veel van deze fietstaxi's door de stad. Een toerist zonder gêne kan zich voor een paar dollars door de hele stad laten vervoeren. Zwabberen Nederlanders al met twee tassen aan het fietsstuur over straat, hier blijkt het mogelijk dat het materieel van een heel bouwbedrijf per fiets wordt vervoerd. Het lijkt een variété­-act, maar is het niet. Ook tweewielerverkeer kan moordend zijn, de overvolle straten te voet oversteken lijkt de eerste dagen een vorm van Russische roulette, maar blijkt later gewoon een kwestie van een beetje handigheid en veel lef.
Het leven speelt zich op straat af in Saigon. Eten gebeurt op straat, op krukjes, stoeltjes, aan lage tafeltjes. Straathandel tiert hier welig. Iedereen lijkt een eigen nering te hebben, al is het maar het verkopen van benzine in oude colaflessen. Het maakt de stad tot een bruisende metropool, gezellig ook, zoals mensenmassa's in morsige straten die in de schaduw staan van hoogmoedige hotels en kantoorkolossen alleen in Azië een zekere gezelligheid uit kunnen stralen. De fietsenmaker werkt er op straat, net als de kapper, de schoenmaker en zelfs de tandarts.
Maar de miljoenenstad is ook vies en vol vuilnis ('het riekt er naar urine en onrechtvaardigheid' vond schrijver Graham Greene al in de jaren vijftig). Het is ook een lome stad, vanwege de tropische temperaturen die tot 's avonds laat aanhouden. En de stad is slecht verlicht; 's avonds is Saigon een schimmenrijk. Veel mensen hangen doelloos rond in Saigon en dat terwijl de economie in Vietnam toch explosief is gegroeid, maar daar profiteren slechts weinigen van. 'Welke kant Saigon uitgaat weten we nog niet, wordt het een tweede Singapore of een tweede Bangkok', zegt een stafmedewerkster van een groot en luxe hotel in de stad. 'Ofwel een bloeiend zakencentrum of een wat ordinaire toeristische trekpleister met een dubieuze seksindustrie. Er zijn aanzetten in beide richtingen zichtbaar.'

Scène 3
Door Saigon wandelen is je een weg banen langs bedelaars en hondsbrutale verkopers (die niet zelden de aandacht trekken met een imitatie van filmacteur Robin Williams: 'Goooooood Morning, Vi­et­nam'). Misvormden smeken om geld, wijzen op zichzelf en herhalen voortdurend 'Agent Orange', het ontbladeringsmiddel waarmee de Amerikanen Vietnam het land bombardeerden. Na de oorlog kwamen nog vele tienduizenden mismaakte kinderen ter wereld als gevolg van deze chemische oorlogvoering.
In Saigon komen ook als vanzelf beelden bovendrijven uit de Vietnamoorlog, waarin zo'n drie miljoen Vietnamezen en 58.000 Amerikanen stierven. Voor de voormalige Amerikaanse ambassade zie je op je netvlies weer het gedrang rond de helicopters die Amerikanen en Zuid­-Vietnamezen moesten evacueren. De paniek gierde door dezelfde straten als waar nu de toerist loopt. Hij is op weg naar het Museum van Oorlogsmisdaden, dat vroeger het Museum van Amerikaanse Oorlogsmisdaden heette, maar de toenadering tussen de twee vijanden heeft zo zijn consequenties. Het maakt het museum niet minder beklemmend, misvormde baby's op sterk water zijn te zien naast wapentuig en afzichtelijke oorlogsbeelden.

Scène 4
Buiten Saigon, op zo'n 75 kilometer afstand (toch twee uur rijden), ligt het tunnelnetwerk dat in de guerrilla tegen de Amerikanen werd gebruikt. Het is inmiddels een toeristische attractie. Lopend door het bos rond deze Cu Chi­-tunnels begint de bezoeker te snappen hoe de Amerikaanse GI's zich gevoeld moeten hebben. Het is er drukkend, vochtig, sereen en toch dreigend. Je struikelt over een tunneltoegang zonder het in de gaten te hebben. Hier zijn nog valkuilen vol bamboesperen te vinden; wie in zo'n kuil viel, werd aan die stokken gespiest.

Als introductie geeft een Vietcong­veteraan in een open barak wel heel strijdlustig toelichting op de heroïsche overwinning van Noord­-Vietnam op het zuiden en de verfoeide imperialisten uit Amerika. De Vietcong­helden komen in een video uitgebreid aan bod, het aantal doden dat deze hero yankee killers veroorzaakt hebben in het vijandelijke kamp wordt met trots vermeld.
De ondergrondse wereld - zo'n 265 kilometer lang - in de tunnels is verrassend. Een miniatuurstad lijkt het netwerk, dat reikte tot in de buitenwijken van Saigon. Met eet-­ en slaapgedeelten, keukens, opslagplaatsen en ziekenzaaltjes.
Kruipend door de tunnels slaat de claustrofobie al snel toe. De onderaardse gangen zijn eng, in alle betekenissen van het woord. Wie wil, kan na afloop nog gebruik maken van een schietbaan, betalen per gelost schot met een AK­47. Souvenirs kopen kan ook, prullaria gemaakt van kogels, blikjes cola en 7­Up, of van de identificatieplaatjes van Amerikaanse militairen.
Een mens vraagt zich af of dit nagemaakte plaatjes zijn of dat ze van gesneuvelde Amerikaanse soldaten zijn. Maar er moeten al zoveel van deze souvenirs verkocht zijn dat dat laatste niet meer mogelijk is. Het souvenir wordt er niet minder bizar door.

Scène 5
Onderweg, terug naar Saigon, ploetert de ene na de andere boerenfamilie voor een magere rijstopbrengst, net zoals het merendeel van de Vietnamese beroepsbevolking dat doet. Kinderen en honden scharrelen zonder toezicht tussen krakkemikkige huthuizen in nietige dorpen. Hier is de Socialistische Republiek Vietnam onmiskenbaar een Derde­-Wereldland.

Scène 6
Hué, de voormalige keizerlijke stad aan de Parfumrivier, is de mooiste stad van Vietnam. Pagodes, tempels en paleizen laten zien waartoe de Vietnamse bouwmeesters in vroeger eeuwen in staat waren. Maar de markt van Hué is minstens zo'n grote attractie als de bijna 200 jaar oude citadel, de graftombes van Tu Duc, Minh Mang en Khai Dinh en de andere monumenten in de stad. Rijen gehurkte vrouwen die etenswaren verkopen, keuterboertjes die groenten en fruit verhandelen, rondscharrelende kinderen, de overdaad van geuren en kleuren op deze markt.
Per rivierboot op weg naar nog een pagode. Familieleden van de booteigenaar onderhandelen moeizaam over de bronzen beeldjes die ze verkopen. Met veel gezucht en gesteun stemmen ze steeds in met de geboden prijs. Eenmaal weer op de wal blijkt de eerste de beste verkoper dezelfde beeldjes veel goedkoper te hebben geprijsd.

Scène 7
'Hanoi is het hoofd van Vietnam, Saigon het hart', meent een Vietnamese schrijver. In de Vietnamese hoofdstad in het noorden domineren nog altijd de groene helmen van de Vietcong, terwijl Saigon vergeven is van de Amerikaanse baseball­petjes. De invloed van de Franse overheersers is in het politieke machtscentrum van het land nog duidelijk zichtbaar, vooral in de fraaie architectuur. Op de grote, met bomen omzoomde avenues in deze Europees aandoende stad wapperen evengoed felrode banieren met communistische leuzen.
We komen via een ongebruikelijke route de stad binnen, door een wijk waar de woningen van partijbonzen staan. Alleen schiet het woord 'woning' te kort. Herenhuizen zijn het, sommige compleet met torens die van ongezonde grootheidswaanzin getuigen. De gids zwijgt veelbetekenend nadat hij heeft verteld wie hier wonen. Maar hij is dan ook een mislukte Zuid­-Vietnamese bootvluchteling. Samen met zijn moeder en zus werd hij na twee ontsnappingspogingen bestraft met acht maanden heropvoedingskamp. Zijn vader was het eerder wel gelukt om het door de Noord-Vietnamezen overheerste Zuid­-Vietnam te ontvluchten. Zijn vader belandde in Amerika, waar hij eind jaren tachtig ziek en eenzaam stierf, zonder zijn vrouw en kinderen ooit nog gezien te hebben.
Wandelen in Hanoi is zalig, door de lange lanen, het hele pandemonium dat de straten ook hier bieden; er zijn zelfs terrasjes te vinden. De bombast van de communistische monumenten, de Franse allure, de rust van het vele groen in de stad, het drukke verkeer van fietsers, al die contrasten maken van Hanoi een bijzondere ervaring.

Scène 8
Ha Long Bay is een belangrijke toeristische trekpleister in Vietnam. Het ligt op ongeveer 175 kilometer van Hanoi. De baai ligt vol grillige rotsen, honderden zijn het er, nee duizenden, deels begroeid. Met een vissersboot kun je door dit schilderachtige waterlandschap tuffen. De rust op het water en de grillen van de natuur maken zo'n dag op het water tot een broodnodig rustpunt in een turbulent verblijf in dit land.

Epiloog
Vietnam is een vat vol tegenstellingen, maar mede daardoor ook intrigerend. Ook als vakantieland. Ondanks de opdringerige verkopertjes en ondanks de nog gebrekkige infrastructuur.
Maar het is geen gemakkelijke bestemming. Een toerist moet er beducht zijn op schokkende ervaringen, in positieve en negatieve zin. Schoonheid en schande gaan er hand in hand. Vietnam confronteert de toerist ook met zijn eigen herinneringen. Aan de wereldberoemde foto van Kim Phuc Phan Thi bijvoorbeeld. Het 9­-jarige meisje uit het dorp Trang Bang heeft haar door napalm aangetaste kleren van haar lijf gescheurd en rent met haar armen in wanhoop gespreid krijsend weg. Voor het leven verminkt. Toch is het met haar nog redelijk goedgekomen. Kim Phuc is getrouwd, moeder geworden, ze kreeg politiek asiel in Canada, werd zelfs Unesco­-ambassadeur.
Misschien helen ook de wonden in Vietnam zo voorspoedig. Het land maakt zich op voor een nieuwe dag, economisch en zeker ook op toeristisch gebied, mogelijk ook op politiek vlak.
Good Morning Vietnam.

I  Gepubliceerd in oa Brabants Dagblad en BN/De Stem, 1996

Praktisch

Vietnam is bijna negen keer zo groot als Nederlan en telt ongeveer vijf keer zoveel inwoners. Voor het land is een visum verplicht.In de meeste gevallen draagt de reisorganisatie daar zorg voor.
Medische voorzorgen: vaccinaties DTP, Tyfus, Hepatitus A (geelzucht) en (mogelijk) malaria.
De Vietnamese munteenheid is de dong, maar de Amerikaanse dollar is ook een gangbaar betaalmiddel.
Vetnam-vakanties worden door vele reisorganisaties aangeboden. Twee prijsvoorbeelden. Bij budgetreisorganisatie Fit Vliegvakanties kost een 16-daagse rondreis inclusief vluchten, logies en ontbijt, Nederlandstalige gids en rondreis per bus 2.698 gulden. De Boer en Wendel vraagt voor een 21-daagse luxe rondreis, alles inbegrepen, 4.995 gulden. Individueel rondreizen in Vietnam is mogelijk, maar niet gemakkelijk en tijdrovend.

               

I VIETNAM

Interview Michel de Lepper

BRABANTSE HEINEKEN-DIRECTEUR TREKT ALS EEN NOMADE DE WERELD OVER

'Westerling staat op een voetstuk'

Een paar jaar hier, dan weer daar. Voor hun multinationale werkgever trekt een kleine groep Nederlanders de wereldbol over. Brabander Michel de Lepper is zo'n 'bedrijfsnomade'. Bericht uit 'Standplaats: Vietnam', zijn zevende werk­ en woonplek in elf jaar.

Het is een lijstje om van te watertanden of te gruwen: Indonesië, Martinique, Zaïre, Zambia, Burundi, Frans Congo en Vietnam. Brabander Michel de Lepper woonde en werkte sinds hij in 1984 in dienst kwam van bierbrouwer Heineken in die landen. 'Mijn drijfveer is de hang naar het onbekende, naar andere culturen.'
Ir. Michel de Lepper (38), getrouwd, drie kinderen, opleiding aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Hij is één van die 'bedrijfsnomaden' die in dienst van een multinational de hele wereldbol overtrekken. In het vroegere Saigon is hij nu bijna een jaar manager van de Vietnam Brewery die Heineken samen met een lokale partner exploiteert.
„Vietnam is vol dynamiek. Je hebt het gevoel alsof het zakelijk succes hier voor het oprapen ligt. De economische verwachtingen zijn dan ook hooggespannen, bij de Vietnamezen zelf en bij buitenlandse investeerders.” Ook qua bierconsumptie is er weinig reden tot klagen, constateert De Lepper. De huidige capaciteit van de brouwerij (500.000 hectoliter) moet binnen twee jaar na opening al tot 1,5 miljoen hectoliter worden verhoogd. En dat ondanks de populariteit van de grote 'concurrent' Bia Hoi, lokaal bier dat overal langs de straat wordt verkocht.

Doi Moi
Vietnam is ondanks de euforie -­ ook van de handelsdelegatie die enige tijd geleden in het kielzog van premier Wim Kok het land bezocht -­ nog geen nieuwe 'Aziatische tijger'. Als zwakke plek wijzen westerse zakenlui naar de te grote overheidsbemoeienis, de bureaucratie en naar bloeiende corruptie en nepotisme in het land. Maar veranderingen lijken ook op die terreinen onafwendbaar. Vietnam heeft met het in 1986 geïntroduceerde Doi Moi een eigen Perestrojka­variant.
Vietnam heeft grote mogelijkheden, constateert De Lepper. Hij vergelijkt het land met zijn vorige standplaatsen. „Zeker, ook in Afrika werken mensen keihard en toch zie je hier veel sterker het resultaat van dat harde werken. Het werktempo is anders en Vietnamezen zijn niet bang voor eigen initiatief. In de Afrikaanse landen waar ik werkte, missen ze het kader om iets op te bouwen; de infrastructuur is er minder, er wordt minder geïnvesteerd, de aandacht van de westerse wereld blijft achter. Er zou hier in Vietnam nog wel meer ruimte voor particuliere investeringen moeten komen”, stelt de Brabander.

Onrust
De ontwikkelingen gaan vele malen sneller dan de Vietnamese overheid en de infrastructuur van het land kunnen volgen, constateert De Lepper. „Ze willen bijvoorbeeld veel toeristen binnenhalen, maar er is nog niet voldoende accommodatie om ze onder te brengen.”
In het hete Ho Chi Minh Stad weegt hij zijn woorden zorgvuldig; hij wil de verschillende culturen waarin hij leefde recht doen. „In Afrika vocht je vaak tegen de bierkaai. Mensen deden meestal klakkeloos wat je zei, goed of fout. Hier is de betrokkenheid veel groter, wil men leren. Daarnaast voelden wij ons in de Afrikaanse landen waar wij woonden regelmatig onveilig, door de politieke onrust. Hier voelen we ons wel veilig. Nee, die paar man bewaking bij ons huis geeft ons geen onprettig gevoel. Het risico van het vak ligt elders, vooral in het betrokken raken bij een ongeluk. De gewone medische begeleiding van Heineken is perfect en in ernstige gevallen worden we naar Singapore of Hongkong vervoerd, maar mocht je in dit soort landen door omstandigheden in een lokaal ziekenhuis terechtkomen, dan heb je ècht een probleem. De hygiëne is er minder; er is gebrek aan alles.”

Personeel
Michel de Lepper wordt rondgereden in een airconditioned auto met chauffeur, een draagbare telefoon altijd binnen handbereik. De luchtvochtigheid is hoog in het voormalige Saigon. Buiten rijden Vietnamezen voor een of twee Amerikaanse dollars desnoods urenlang toeristen rond op hun cyclo's, fietsen met voorop een 'zitbak'.
Of dat nooit ongemakkelijk aanvoelt, huispersoneel, een privé­chauffeur? „In Indonesië had ik drie man huispersoneel, terwijl ik een dik half jaar daarvoor nog student was. Tja, dan sta je wel even raar te kijken. Maar na al die jaren went het. Je geeft mensen werk, een fatsoenlijk inkomen. Het is ook niet dat we nooit meer zelf afwassen of strijken. Je weet dat je nog ooit terug naar Nederland gaat en dan heb je geen mensen die voor je werken.” Tot die terugkeer is een huis in Schaijk de Nederlandse 'thuisbasis' van het gezin van de geboren Heerlenaar.

Tropenjaren
Vietnam heeft van al zijn standplaatsen de voorkeur, maar dat betekent niet dat hij tegen zijn zin in Afrika woonde. „Wij hebben er ook veel goede herinneringen aan. In Burundi bijvoorbeeld woonden wij in een vrijstaand huis ergens op een berg, de enige Nederlanders in de omtrek, honderd kilometer van de hoofdstad. Dan voel je je bevoorrecht. Maar je moet werken in het buitenland niet romantiseren. Je levert veel in. Ik ben enig kind thuis. Dat betekent dat mijn ouders, die in Eindhoven wonen, mij en dus ook hun kleinkinderen erg weinig zien. Je werkt hard, maakt lange dagen bij tropische temperaturen. En zogenaamde 'tropenjaren' bestaan niet meer. Het nadeel van dit werk is bijvoorbeeld ook dat ik maar bij de bevalling, steeds in Nederland, van één van onze kinderen ben geweest.”
De Lepper voelt langzaam wat slijtage opkomen. „Het wordt steeds moeilijker om elke keer weer sociale contacten op te bouwen. Zeker, je kunt iedere avond met iemand een biertje gaan drinken, maar dat bedoel ik niet. Dat zijn doorgaans oppervlakkige contacten en daarvan wemelt het in dit soort kringen. Heus, het cliché bestaat: de buitenlander en zijn elite­clubs, vrouwen die de hele dag samen tennissen en bridgen. Ik ben afkerig van dat 'ouwe­jongens­krentenbrood­sfeertje'. In Afrika heb ik ook veel zogenaamde 'nieuwe kolonialen' ontmoet, mensen die nauwelijks respect hebben voor de lokale bevolking. In Vietnam is dat gelukkig veel minder.”
Wat is het nut van ontwikkelingshulp? De Lepper is tijdens zijn 'buitenlandse jaren' steeds meer met die vraag gaan worstelen. „Ik voelde dat ik cynischer werd in Afrika. Ik zag te veel projecten mislukken in de landen waar ik woonde. De overheid verrijkte zich en de hulp kwam niet terecht bij de mensen die het nodig hadden. Heb ik een alternatief? Alleen dat ik heb gezien dat puur individuele hulp beter werkt. En dan eerder nog directe hulp aan vrouwen of vrouwencoöperaties dan aan mannen.”

Respect
Wonen en werken in het buitenland is verre van eenvoudig, vindt De Lepper. „Wil je slagen in een vreemd land, dan moet je mensen in hun waarde laten. Respect is zo belangrijk. Verder moet je een optimist zijn, een enorm doorzettingsvermogen hebben en je moet de juiste partner hebben. Je moet je ook altijd weten te gedragen, want je staat als westerling ongewild op een voetstuk. Je moet bijvoorbeeld altijd je zelfbeheersing bewaren. Het is ongepast als je uitvalt tegen je kinderen in het bijzijn van anderen. Dat doe je niet als iemand van aanzien. En ondanks al die restricties moet je toch gewoon proberen je zelf te zijn. Dat is een opgave.”
Over de voordelen van het werk. „Persoonlijk geniet ik van de grote vrijheid en verantwoordelijkheid die ik heb. Mìjn beslissingen zijn belangrijk. En natuurlijk vind ik het leuk om een brede kijk op de wereld te hebben. Niet dat we zoveel gereisd hebben, zeker in Afrika niet. Maar door ergens te leven, leer je een land en de mensen die er wonen goed kennen. Dat zijn ervaringen die je in Nederland niet op kunt doen.”
„Zeker, mensen die werken in het buitenland worden over het algemeen erg goed betaald. Maar geld alleen is geen drijfveer voor mij, plezier in mijn werk is veel belangrijker. Ik heb te veel gezien om aan geld een hoge waarde toe te kennen. Het is zo'n cliché, maar wat in Nederland normaal is - eten, water, stroom - dat is het in veel landen ter wereld niet. Ik heb meer waardering gekregen voor kleine dingen. Ik heb èchte armoede gezien; we hebben regelmatig zonder water of stroom gezeten. Ik haat clichés, maar het is zo waar: de mensen in Nederland moesten eens weten hoe goed ze het hebben. In Afrika sterven mensen omdat er een schrijnend gebrek aan medische hulp is, in Nederland hebben we zelfs een dierenambulance.”

I  Gepubliceerd in oa Dagblad voor Noord-Limburg en Brabants Dagblad, 1995

Door ergens te leven, leer je een land en de mensen die er wonen goed kennen. Dat zijn ervaringen die je in Nederland niet op kunt doen.

Michel de Lepper
Heineken-directeur in Ho Chi Minh-stad

               

COLUMN: OP REIS

Een wrede speling der natuur

Zwervers. Daklozen. Bedelaars. Geen toerist kan ze ontwijken. Niet in Amsterdam, niet in Zürich, niet in Lissabon, niet in Miami, niet in Kuala Lumpur en ook niet op een afgelegen Caribisch eiland. Op vakantie een sukkelaar tegenkomen, dat maakt de burger week. Een toerist geeft een kapitaal uit in zijn hotel, aan nutteloze snuisterijen, exotische drankjes, dikke fooien en plat vakantievermaak. Blijf dan maar eens stoïcijns onder de aanblik van een bedelend kind. Of nog erger: een gehandicapte moeder met een ondervoede baby op de arm en smekende koters om haar voddenrokken.

Wat kleingeld doet wonderen. Niet alleen voor de ontvanger. Voor de gulle gever is die aalmoes als een aflaat. Geweten gesust tot de volgende minder gefortuneerde medemens zich meldt. En dat laat in sommige landen niet lang op zich wachten. Al helemaal niet wanneer de andere bedelaars zien dat de toerist zojuist barmhartig was voor een concurrent.
Er zijn vakantiebestemmingen waar elke toerist meteen besprongen wordt door een horde bedelaars of verkopers die blikjes fris, prentbriefkaarten of prullerige souvenirs verkopen. Na een paar dagen begint die plaag gruwelijk te vervelen. Dan zie je de westerse toeristen steeds arroganter worden. Hun ongemakkelijke houding en verontschuldigende glimlach maken plaats voor een blaftoon of een wezenloze blik langs, over of door de arme inheemsen. Er wordt niets meer gekocht, niets meer weggegeven. Het geweten knaagt dan ook niet meer zo hard.
Hoe handig: de toerist herinnert zich weer de woorden van allerlei ontwikkelingsorganisaties: 'Geld geven doodt initiatief'. In sommige drukbezochte derdewereldlanden zijn alle kinderen van een dorp aan de bedelstaf omdat dat nu eenmaal de gemakkelijkste manier is om geld te verdienen. Naar school gaan, wordt overbodig gevonden. Dus troost de toerist zichzelf met de gedachte: als ik geld geef, kweek ik analfabeten, doorbreek ik hun ellende­spiraal nooit. Dus loopt hij gerustgesteld langs de grootste ellende. Misschien wel uit puur lijfsbehoud. Misschien uit principe. Misschien als een extreme vorm van ontwikkelingswerk.
Zelf ben ik ook vaak genoeg aan smekende blikken voorbijgelopen. Maar nergens waren die zo dwingend als in Vietnam. Daar speelden de bedelaars, daklozen en verkopertjes slim in op mogelijke schuldcomplexen van de westerse toeristen. Elke bedelende gehandicapte schreef zijn leed - in het Engels - toe aan het beruchte gif Agent Orange. Ze zeiden er nog net niet achter: 'Jij hebt ons ermee gebombardeerd, dus betaal je schulden nu maar terug, te beginnen aan mij'.
Werkelijk overal klampten kansarme Vietnamezen het gezelschap aan waarin ik mij bevond. Na een paar dagen trad de gewenning in. Net zoals je aan vliegen of ander ongemak in den vreemde gewoon kunt raken. Tot die ontmoeting op een smoezelig trottoir in het voormalige Saigon, nu Ho Chi Minh Stad.
Op een skateboard zat een hoopje mens, minder dan een halve meter groot. Eigenlijk was het slechts een groot waterhoofd met misvormde mini­armpjes en ­beentjes. Dit was geen mens. Dit was een wrede speling van de natuur. Een gedrocht. Een special ­effect uit een griezelfilm.
Alleen al dat wezen zien was een geseling; wat een marteling moest het zijn om hem te zijn. 'Agent Orange', blaatte hij. 'Agent Orange.' En hij keek naar ons gezelschap weldoorvoede Nederlanders alsof wij zelf die bommen hadden geworpen. De ene helft trok schielijk de knip om wat in zijn bakje op zijn skateboard te gooien; anderen waren zo gechoqueerd dat ze van het trottoir waren geweken en met een grote boog om hem liepen. Hij heeft het niet geweten, maar zijn armzalige bestaan leverde nog lang discussies op. Over het nut van aalmoezen. Maar we kwamen er niet uit. Soms komt hij nog eens terug, in mijn boze dromen, want reizen werkt niet alleen louterend.

I  Gepubliceerd in oa Brabants Dagblad, 1999

OP STRAAT IN VIETNAM

               

MIJN MOTTO

Your easy reading is damned hard writing

Nathaniel Hawthorne

RECHTEN

© Teksten: Johan van Grinsven
© Ontwerp: 013 Media

Het auteursrecht van informatie en beeldmateriaal op deze website berust bij de genoemde fotografen of bij Johan van Grinsven. Dit geldt eveneens voor andere illustraties, logo's en dergelijke. Het is niet toegestaan zonder toestemming van Johan van Grinsven (of de andere belanghebbenden) informatie en beelden van deze website te kopiëren, op enigerlei wijze openbaar te maken, te gebruiken, te vermenigvuldigen en/of te bewerken. 

RECHTEN FOTO'S

© Foto's: Luuk Aarts, Marc Bolsius, Johan van Grinsven, Frank Trommelen, Frans van Halder, Toine van Berkel, Hetty Meijer, Jon Loek/Team Peter Stigter, Joske en Jip ten Bosch, Kuido Merits, Lara van Grinsven, Lauran Wijffels, Marie-Thérèse Kierkels, Rik Goverde, Robert de Vries, Virginy Joosen, Wieke Hoeke, Persburo Van Eijndhoven/Beeld Werkt, Jack Aarts, Luis Terrazza, AImée de Jongh (illustratie), Toronto Tourism, Fred van Laarhoven, Hans van Alebeek, Thomas Segers, Edwin Diependaal, Henry Kisor, Jean-Luc Rohner, Fotoburo Dijkstra.

FOTO'S VIA UNSPLASH

© Ricardo Alfaro, Robert V. Ruggiero, Wei Zeng, Daniel Reyes, Jonathan Mast, Aaron Burden, Eli Armas, Max Templeton, Wim Bollen, Paul Teysen, Dennis Buchner, Hayo Roskam, Sies Kranen, Malcolm Lightbody, Gio Mikava, Vlado Sestan, Joel Rohland.