Journalist, auteur, uitgever
HART EN ZIEL VAN WENEN IS TE VINDEN IN KOFFIEHUIZEN
Het barokke Wenen is een goed geconserveerde stad. De hoogmoed is er van de opgepoetste, hoog oprijzende gevels af te lezen. Massieve wanden van smetteloos stucwerk. Waar is hier de intimiteit, een gezellig rommelig hoekje, gebouwen naar mensenmaat? In het centrum van de stad is die zoektocht een vergeefse. Maar hoe anders is het in de koffiehuizen, de Weense variant op het Amsterdamse bruine café. In beide fenomenen klopt het hart van de stad hoorbaarder dan waar ook. Als een Wiener tijd heeft, gaat hij elke dag zo’n cafeïne-oase binnen.
Wenen is een mooie stad, daar niet van. Overal vandaan komen mensen naar de Oostenrijkse hoofdstad om zich te vergapen aan de imperiale pracht van de altijd opgedofte stad: het slot Schönbrunn, Stephans-dom, Hofburg, Prater, Staats-opera, de Spaanse rijschool. Wenen is koninklijk, keizerlijk zelfs. Vol barokke pronkzucht. Wie geluk heeft, kan een kaartje bemachtigen voor een zondagse kerkdienst en horen hoe de fragiele stemmen van de Wiener Sängerknaben veler harten vertederen. Alle Japanse toeristen willen na afloop met de bleekneusjes op de foto.
En dan is Wenen ook nog eens de plek waar Sigmund Freud de psychoanalyse ontdekte. Maar wie zoekt naar het wezen van Wenen, die moet elders heen. Wandelen. Zwerven. Van koffiehuis naar koffiehuis, want nergens is Wenen meer Weens dan daar.
Velen hebben de anekdote paraat. De toenmalige Oostenrijkse minister van Defensie kon het niet geloven: de Russische revolutie uitgebroken! „Ónmogelijk”, beweerde hij. „De heer Leo Trotzki heeft daarvoor volstrekt geen tijd; hij heeft het te druk in Café Central.” Het koffiehuis in Wenen bestaat nog altijd, echte oude glorie aan de Herrengasse. Dat deze kleine geschiedenis soms wordt verteld met de minister in de hoofdrol en dan weer met de toenmalige chef-ober van Central, dat stoort alleen fijnslijpers.
Johannes Diodata
Het zit de inwoners van Wenen niet mee de laatste jaren. Nadat onomstotelijk vast kwam te staan dat zij niet het eerste koffiehuis in Europa binnen de stadsmuren hadden, is nu ook Franz Georg Koltschitzky van zijn voetstuk gehaald. Hij zou de eerste Weense cafetier zijn. Het werd eeuwenlang overgeleverd: voor bewezen militaire diensten voor het vaderland kreeg Koltschitzky in 1683 het recht om een koffiehuis te beginnen. Helaas, enkele jaren geleden corrigeerde professor Karl Teply de geschiedenis. Niet Koltschitzky was de eerste, maar Johannes Diodata, een Armeniër. Die kreeg in 1685 het privilege om Turkse drank - bedoeld werd koffie - te schenken. Koltschitzky begon pas enkele jaren later.
De opkomst van de koffiehuizen in Wenen ging langzamer dan in Parijs en Londen, daar waren rond 1700 al ruim driehonderd van deze etablissementen. In Wenen tien. De bloei in de Oostenrijkse hoofdstad begon in de tweede helft van de vorige eeuw. Wenen was een toevluchtsoord voor de culturele bohémiens van Europa. Het vorige fin de siècle was de absolute ’gouden tijd’ voor de koffiehuizen; nieuwe trends in literatuur, muziek, schilderkunst en architectuur zorgden voor aanhoudende verhitte discussies. De culturele elite werd daardoor als vanzelf naar de koffiehuizen gezogen, vanwege de inspirerende ideeënuitwisseling. En uit ijdelheid natuurlijk. Er werden grootse daden verricht, literatuur geschreven, muziek gecomponeerd. Tientallen boeken getuigen van de nauwelijks te onderschatten importantie van de Weense koffiehuizen in die tijd.
Tussen de beide wereldoorlogen kenden deze horeca na wat slappe jaren een wederopstanding; de joodse gemeenschap (zo’n 200.000 mensen), vormde de ziel van het culturele circuit. ’Nadat de Waldheims hun Duitse plicht hadden gedaan, bleek het Weense koffiehuis vermoord’, schreef een Duitse journalist. Na WO II waren er nog 5.000 joden in de stad.
Namen van stamgasten uit vroeger tijden? Het zijn er te veel: Roth, Klimt, Mahler, Léhar, Kokoschka, Kraus, Brecht, Musil, Canetti, Altenberg, Loos. Diverse kunstenaars en levenskunstenaars waren er zozeer kind aan huis, dat ze er hun post lieten aankomen. Die gloriedagen zijn voorbij, maar toch: het koffiehuis heeft elk requiem dat ervoor geschreven is - en dat zijn er in de afgelopen drie eeuwen heel wat geweest - overleefd.
In de jaren zeventig begon het fenomeen aan een nieuwe bloeiperiode; het koffiehuis werd anders, minder gericht op de (culturele) elite. De jeugd herontdekte het etablissement in de jaren tachtig en nu is het een ontmoetingsplaats voor mensen van alle leeftijden, rangen en standen, religies en politieke kleur. De overheid ging het koffiehuis zien als een toeristenlokker van de eerste orde en investeerde fors in restauraties.
Water
Zó hoort een kopje koffie in een zichzelf respecterend koffiehuis geserveerd te worden: op een dienblad, een glaasje water ernaast, het lepeltje dwars op het glas. Het water is bedoeld om de koffie in de maag wat aan te lengen. Meestal kun je er ook eten, bijna overal wordt gebak geserveerd. Een eenvoudige Apfelstrudel vaak, maar in enkele chique zaken zijn wereldvermaarde creaties ontstaan, zoals de Sacher-taart en de Imperial-taart.
In alle 23 wijken van Wenen zijn koffiehuizen te vinden. Hoeveel precies weet eigenlijk niemand; conservatieve schattingen luiden 500, volgens anderen zijn het er 1.200. De meest aansprekende zijn te vinden in het centrum van de Oostenrijkse hoofdstad. De koffie is er goed, niet goedkoop (vanaf 4,50 gulden) en de keuze royaal: Melange, Schwarzer, Kapuziner, Einspanner, Konsul, Piccolo. Ze daadwerkelijk proeven betekent dat de smaakpapillen zo af en toe een electro-shock ondergaan.
Hetzelfde in alle koffiehuizen: iedereen kan zo lang hij wil op één kopje koffie en het begeleidende glaasje water (dat kan steeds bijgevuld worden) blijven zitten. Toppunt van barbaarsheid in Wenen: snel een koffie achteroverslaan en meteen om de rekening roepen.
Thonet
Enkele dagen zwerven, langs zo’n twee dozijn koffiehuizen met de lokale gids Hannelore Halper, levert in ieder geval deze wetenschap op: er zijn twee uitersten in deze horecasector. Aan de ene kant de chiquere zaken; de aankleding ervan kent veel constanten: marmeren tafeltjes, klassieke stoelen (liefst Thonet), spiegelwanden, rood pluche, kroonluchters, kristal, messing en obers strak in klassiek-zwart. In de ’volkse’ koffiehuizen vergelen de taferelen en de wanden waar je bijzit; het is er rokerig, stoffig, de ober - ook hier in zwarte smoking - is een fractie meer uitgeblust dan zijn collega elders. Maar de gelegenheden zijn al even snel vertrouwd. Mensen praten, schaken, kaarten, biljarten, staren voor zich uit.
En dan is er dat andere onmisbare element: de kranten. Soms op een leestafel, soms aan zogenaamde ’leesstokken’ aan een rek. Tientallen binnenlandse en buitenlandse publicaties. Ooit - in Central - kon een gast dagelijks kiezen uit 250 verschillende kranten en tijdschriften. Nu is dat aantal fors lager.
Instituut
De deftigere koffiehuizen als Café Mozart (hier werden fïlm-scènes voor ’The Third Man’ opgenomen). Café Sacher, Imperial, Landtmann, Central, Griensteidl trekken veel toeristen. Soms waan je je eerder in Tokyo dan in Wenen. Aan de mooi-lelijke koffiehuizen als Café Braunerhof, Museum, Prückel, Alt Wein en Sperl gaan de meeste buitenlanders voorbij. Waarschijnlijk daarom zitten die vol inheemsen.
Café Hawelka
Een instituut buiten categorie is Café Hawelka. Groezelig als geen ander. Hier komen toeristen én lokalen, in grote aantallen, van alle rangen en standen. En iedereen schijnt er naar binnen te gaan, maar niemand komt er ooit uit. Het koffiehuis aan de Dorotheergasse wordt al vijftig jaar gedreven door het inmiddels stokoude echtpaar Leopold en Josefine Hawelka. Elke dag zijn ze er, als verkeersagenten dirigeren ze mensen naar hun zitplaatsen. Beiden hebben de magische eigenschap om op honderd zitplaatsen zeker tweehonderd koffie- en theedrinkers te krijgen. Waarom werken deze tachtigers hier nog elke dag? Leopold Hawelka: „Es macht Spass”.
Sinds de jaren zeventig zijn de Weense koffiehuizen een parelketting van ’levende’ monumenten geworden. De Wieners zijn er steeds dweepzuchtiger over gaan praten. Wie alle verklaringen voor de rol van het koffiehuis in de Oostenrijkse hoofdstad optelt en aftrekt, komt tot deze kern: het koffiehuis is de tweede huiskamer voor de Wieners: Zij treffen er hun vrienden, kaarten er, spelen biljart, lezen kranten, vieren er hun verjaardag, studeren er samen, doen er zaken.
Of misschien is dit de beste illustratie van het eminente belang van de koffiehuizen. Dr. Walter Poldinger ontdekte in 1972 dat het aantal kalmeringsmiddelen in Oostenrijk zich in de voorgaande zes jaren verdrievoudigd had. De universiteitsdocent gaf als een van de redenen dat de psychotherapeutische hulpjes uit het verleden, zoals de koffiehuizen, meer en meer verdwenen. „Hier troffen mensen elkaar en vertelden vriend of vriendin bij een ’kleinen Braunen’ alle problemen.”
Gezellig
Rest de vraag of het gezellig is in de hedendaagse koffiehuizen? Het is er soms stoffig, benauwd, er wordt een hoop prietpraat verkocht, de tafeltjes zijn meestal te klein om een stadsplattegrond op te leggen en Wieners zijn niet de meest vriendelijke stedelingen op de aardbol, om het zacht uit te drukken.
En toch.
Je zit binnen en kijkt je ogen uit. Naar het interieur, de hiërarchie in de bediening, de mensen om je heen, de ouderwetse manier waarop de kas wordt bijgehouden en je ruikt de geurigste, vaak zelfgebrande koffiesoorten. Je leest onderwijl wat ellende in verschillende talen, maar die glijdt zo van je af weer terug de krant in.
Nooit voelt een gast zich gepresseerd om snel zijn tafeltje vrij te maken. Integendeel. Je voelt dat deze koffiezaken vandaag hetzelfde zijn als gisteren en morgen hetzelfde als vandaag. Ook al zijn ze dat niet, fraaie interieurs zijn verloren gegaan, historische panden werden bankgebouwen of auto-showrooms.
Koffiedrinken onder een stolp. Een mens zou er zowaar in zichzelf gekeerd van worden. Op dat moment valt het oog - in een boek over koffiehuizen - op een wijsheid van Alfred Polgar: ’Een koffiehuis is voor mensen die de tijd moeten stukslaan, voordat zij door de tijd worden stukgeslagen’.
Wenen is een stad met veel bezienswaardigheden, theaters en musea.
Het culturele aanbod is overweldigend. De prijzen voor slapen, eten en drinken liggen op het niveau van Parijs en Londen.
Er zijn veel boeken over de Weense koffiehuizen geschreven. Twee recente uitgaven zouden nog te koop moeten zijn: Thomas Martinek: 'Kaffee-hauser in Wien' en van Hans Veigl:
'Wiener Kaffeehausführer’. Voor enkele tientjes geven zij een enorme meerwaarde aan een tocht langs Weense koffiehuizen. De Weense VVV organiseert een wandeling met gids langs diverse koffiehuizen. Het Oostenrijks Toeristenburo, Stadhouderskade 2 in Amsterdam geeft informatie over Wenen, telefoon 020-6129682.
The best coffee in Europe is Vienna coffee, compared to which all other coffee is fluid poverty.
Opvallende Weense koffiehuizen zijn bijvoorbeeld: Alt Wien (Backerstrasse 3), Braunerhof (Stallburggasse 2), Central (Herrengasse 14), Griensteidl (Michaelerplatz 2), Hawelka (Dorotheergasse 6), Herrenhof (Herrengasse 10), Imperial (Karntner Ring 16), Kleines Café (Franziskanerplatz 3, met twee bij acht meter het kleinste koffiehuis van de stad), Landtmann (Dr. Karl-Lueger-Ring 4), Mozart (Albertinaplatz 2), Museum (Friedrichstrasse 6, een haast ’naakt’ koffiehuis, ontworpen door de radicale architect Adolf Loos), Prückel (Stubenring 24), Sacher (Philharmonikerstrasse 4) en Sperl (Gumpendorferstrasse 11).
Ze zijn allemaal in het centrum of de nabije omgeving daarvan te vinden. De meeste zijn open van ’s morgens vroeg tot middernacht.
MIJN MOTTO
Your easy reading is damned hard writing
Nathaniel Hawthorne
RECHTEN
© Teksten: Johan van Grinsven
© Ontwerp: 013 Media
Het auteursrecht van informatie en beeldmateriaal op deze website berust bij de genoemde fotografen of bij Johan van Grinsven. Dit geldt eveneens voor andere illustraties, logo's en dergelijke. Het is niet toegestaan zonder toestemming van Johan van Grinsven (of de andere belanghebbenden) informatie en beelden van deze website te kopiëren, op enigerlei wijze openbaar te maken, te gebruiken, te vermenigvuldigen en/of te bewerken.
RECHTEN FOTO'S
© Foto's: Luuk Aarts, Marc Bolsius, Johan van Grinsven, Frank Trommelen, Frans van Halder, Toine van Berkel, Hetty Meijer, Jon Loek/Team Peter Stigter, Joske en Jip ten Bosch, Kuido Merits, Lara van Grinsven, Lauran Wijffels, Marie-Thérèse Kierkels, Rik Goverde, Robert de Vries, Virginy Joosen, Wieke Hoeke, Persburo Van Eijndhoven/Beeld Werkt, Jack Aarts, Luis Terrazza, AImée de Jongh (illustratie), Toronto Tourism, Fred van Laarhoven, Hans van Alebeek, Thomas Segers, Edwin Diependaal, Henry Kisor, Jean-Luc Rohner, Fotoburo Dijkstra.
FOTO'S VIA UNSPLASH
© Ricardo Alfaro, Robert V. Ruggiero, Wei Zeng, Daniel Reyes, Jonathan Mast, Aaron Burden, Eli Armas, Max Templeton, Wim Bollen, Paul Teysen, Dennis Buchner, Hayo Roskam, Sies Kranen, Malcolm Lightbody, Gio Mikava, Vlado Sestan, Joel Rohland.